We gingen samen naar Haarlem, dochter M en ik. Niet om te winkelen, dat doe ik met S en daarvoor moet je niet in Haarlem wezen maar in Amsterdam of Maastricht. We gingen cultuur doen en eten, twee dagen lang. Nadat we onze koffers hadden afgeleverd in het hotel, liepen we de Grote Markt op en de St. Bavokerk in. Dan hebben we dat maar gehad en kunnen we gaan eten, zeiden we tegen elkaar. Het was een ongebruikelijke kerk. Een kathedraal die ooit aan een Sint toebehoorde maar in de reformatie was ontdaan van alle katholieke feestartikelen en nu een mager compromis probeerde te sluiten door er ook een Mariakapel in te plaatsen waar je een kaarsje kon branden. Toch was hij niet sober, niet kaal, zoals een doorsnee Hervormd Godshuis. Er was nog voldoende kleur en glans overgebleven om het ook voor visueel ingestelde papen als ik aantrekkelijk te maken.'Besef dat onder elke van deze stenen een dooie ligt', zei M. We keken naar de teksten op de mansgrote tegels. Veel Gijsberts en Frederics en ook een Dirk én een Jan. Als ze heel belangrijk waren stond erbij wat ze voor grootse dingen hadden gedaan tijdens hun leven en Frans Hals lag zelfs achter een groot koperen hek. Het was dicht en een bordje zei dat we er niet in mochten. We loerden erdoorheen. M morrelde aan het hek. 'Ik wil er in', zei ze. 'Dat mag niet', zei ik en wees naar het bordje. We leunden tegen het loodzware hek en keken naar het graf van de beroemde schilder erachter. Nu zijn wij beiden geen tere meisjes, we leggen gewicht in de schaal, zogezegd, want daar ging het hek. Langzaam en krakend week het uiteen.
'Ik ga erin', zei M.
'Het mag niet', zei ik weer.
'Nou èn', zei M, 'het is nu toch open?'
'De toorn van God zal als een bliksemschicht op je neerdalen', zei ik.
Daar had ze niet van terug. Ik probeerde het hek te sluiten, maar het was te zwaar. 'Kom', zei ik gauw.
In de uren erna probeerde M nog vele geheime deuren te openen. In de kerk, maar ook in de musea die we bezochten. 'Wat zou er gebeuren als ik aan dit koord trek', zei ze in een van de zalen in het Teylers museum. 'Wat heb jij met gesloten deuren', vroeg ik. 'Ik ben nieuwsgierig', klonk het eenvoudig. Ik werd er zo door aangestoken dat ik in een duistere gang, die overduidelijk voor het betreurenswaardige 18e eeuwse personeel bestemd was, met angst en beven een donkere, zwaar eiken deur opende. Op de planken erachter stonden flessen Ajax en Jif en er lagen stapels poetsdoeken. Soms moet je deuren gewoon dichtlaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten