vrijdag 18 maart 2022

Voor één koffie

Dinsdagochtend werd er aangebeld. Een wat obscuur uitziende man lachte mij gemelijk toe. Hij keek eens veelbetekenend naar mijn ramen op de 1e verdieping en stak zonder verdere plichtplegingen zijn gladde praatje af over de stand van zaken daarboven. De kunst van het afwijzen van wervende mannen is om onmiddellijk een ferm neen te laten horen. Zelfs een ingehouden zucht van aarzeling doet je de das om. Ook nu. Want ik woon hier al bijna 5 jaar en niet één keer zijn mijn ramen boven aan de buitenkant gezeemd. Hij zag het. Ik zag het. Even trok mijn mondhoek naar beneden, even schoten mijn ogen weg. Voor 25 euro deed hij het hele huis, riep hij snel. Ik hoefde me maar voor 3x vast te leggen, 3x om de 2 maanden, dat was t, meer niet. Even later had ik een glazenwasser.

De volgende dag stond er een andere man voor mijn huis, met een enorme ladder. Hij had het uiterlijk van wat we vroeger een zigeuner noemden, klein, donker en met ogen als kooltjes zo zwart en gloeiend. Hij gebaarde dat hij binnendoor moest, dat stond op het formulier dat hij me liet zien: "bindoor", omdat ik geen achterom had. Ik sloot eerst mijn nomadenkat op en gooide daarna voor- en achterdeur open. Met veel gedraai en gepiel lukte het om de meterslange trap zo te draaien dat hij in de tuin terecht kwam. 'Volgend keer zo', mopperde hij, en wees naar de schutting, daar zou hij 'm overheen gooien als hij klaar was. Ik knikte en lachte hem vriendelijk toe. Hij keek eens beschouwend naar mijn pui en stak de eerste van de drie sigaretten op die hij gedurende de klus van een half uur zou roken. Terwijl hij hevig pafte vroeg ik waar hij vandaan kwam. 'Bulgarya', zei hij. Hij hield me zijn telefoon voor waarop een foto prijkte van zijn babydochtertje. 'Drie maand hier, vier maand daar', zei hij met een stem vol heimwee en verlangen. 'Tien euro hier, twintig daar', zei hij. Ik begreep het. Daarna klom hij omhoog.

Na gedane arbeid - de kat boven in mijn werkkamer was ter plekke aan een hartstilstand overleden -, klauterde hij weer naar beneden. 'Eén koffie', zei hij. 'Ha, ha', deed ik, want ik bleef maar lachen om deze man die met 6 woorden Nederlands en veel nonverbale actie toch een heel eind kwam met zijn communicatie, maar liep braaf naar de keuken. Sterk, met melk en suiker, had ik van mijn Roemeense schoondochter geleerd, dat gold vast ook voor hun Bulgaarse onderburen. Hij stak nog eens op. 'Deez weg?', gebaarde hij naar het half verduisterde raam van mijn dochter. 'O, God ja', zuchtte ik. Tegen mijn huis woekert een klimop met de vorm van Texas. Het staat romantisch, als in een 19e eeuwse roman, alleen dan zonder een huis met Cotswolder charme eronder, maar hij woekert zich gestaag en vastberaden het huis in, door dakgoten en raamkozijnen, en om te voorkomen dat we straks allerlei prijzige lekkages krijgen, moet ie weg. Helaas.

Mijn tuinman, een onvervalste Amersfoorter met een verweerd gezicht en een mager, tanig lijf, heeft de stam een half jaar geleden al doorgezaagd, maar waagt zich er verder niet aan. 'Volgende keer', zegt hij telkens, maar ik geloof er niet meer in. Mijn Bulgaar echter deed niet aan dat slappe, dat Hollandse. Hij klom de ladder op en begon als een razende aan de uitgedroogde en hardnekkig diep ingevreten takken te trekken. Het sneeuwde bladeren, bossen takken vlogen in het rond en landden in mijn pas gewiede tuin. Toen was het vijf uur. 'Volgende keer ik doe. Voor één koffie', lachte hij. Hij stak zijn derde sigaret in zijn mondhoek, pakte de ladder onder zijn arm en zwierde de hoek om.

De volgende dag heeft het geregend. Sahara regen, zegt het nieuws. Mijn auto, mijn tuinmeubelen, mijn vergeten fiets en mijn ramen, mijn pasgewassen ramen, alles is geel. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten