In de nieuwsmedia lees ik dat de organisatie die de Oekraiense vluchtelingen in gastgezinnen plaatst nu bezig is met een try-out. Als die naar wens verloopt, zal het breder worden ingezet. Ik weet niet wat ik hoor. Mijn intake is achter de rug, mijn VOG is binnen, Oekraïne bijna leeg. Hoe lang, hoe lang gaat dit nog duren. Als alles zo traag verloopt heb ik geen vertrouwen in de door mij gegeven einddatum. Vier maanden, had ik gezegd (6 weken geleden), met 31 juli als uiterste datum omdat ik daarna op vakantie ben en mijn vertrouwen in de mensheid niet zo groot is dat ik vreemden voor mijn huisraad en, belangrijker, mijn kat laat zorgen. Op mijn bezorgde mailtje krijg ik een wat vaag en algemeen antwoord. Zij zullen dan voor een nieuw opvanggezin zorgen, als de vluchtelingen dat willen, zeggen ze. Maar na weer een week wachten besluit ik om nogmaals contact op te nemen.
"Wat als er op die datum geen opvang gevonden is", vraag ik.
"We houden er zoveel mogelijk rekening mee, maar we gaan zorgvuldig te werk", is het antwoord.
"Ik ook", zeg ik, "ik ga ook zorgvuldig te werk, ik heb een kind, ik heb drie kinderen. Ik heb maar één keer vakantie", zeg ik. Futiele bijzaken in het licht der vluchtelingenstroom, ik weet het, maar 'mens sana in corpore sano', oftewel ik moet zelf ook overeind blijven om anderen te kunnen helpen.
"Als u twijfelt, moet u het niet doen. Uw thuissituatie is al een risicofactor, lees ik, gezien de open zolderconstructie en het gebrek aan privacy. Dat u toch op de lijst staat, heeft te maken met uw achtergrond als professional in vluchtelingenwerk en de GGZ."
Dat ik toch op de lijst sta.
Ik moet denken aan het verhaal van de postbode van een van mijn collega's. Als oud-vluchteling heeft hij zonder nadenken zijn slaapkamer afgestaan aan Oekraieners en ligt nu zelf in zijn keuken te slapen. Mensen die het kleine beetje dat ze hebben nog delen, het verbaast me keer op keer. Als ik zijn weg had gevolgd had ik inmiddels een gezin op zolder. Maar ik doe het volgens de regels en zie, de twijfel slaat toe. Want terwijl ik wacht draait de propagandamachine alweer overuren. Krap een paar weken hebben we mogen ervaren hoe het ook alweer was: saamhorigheid. Schouders eronder, samenwerken, goed tegen kwaad. Nu zie ik hoe de eerste scheuren in het legergroene t-shirt van Z verschijnen. Wie is hij echt? Hij is rijk, lees ik, en heeft een jacht en minstens 7 huizen (foei, Volodymyr!). Hij bespeelt ons via social media, hij is de eerste internetpresident! Ik lees opiniestukken over de aanloop naar dit machtsvertoon, over ene Hunter B, de Krim, referenda, bla bla. Niemand is heilig, de wereld is corrupt en verrot en we worden massaal voorgelogen. 'En weet je wel wat we binnenhalen zeg, de helft van de bevolking daar is anti homo, de gekleurde medemens en abortus!'
En ik loop op klompen.
Wat kan ik verlangen naar vroeger. Naar een wereld die niet per se beter was, maar waarin dit alles onzichtbaar was voor de kleine burger. We lazen één krant en wat de meneer op de radio zei was waar. Nu weet ik niet meer wat ik moet denken. Ik weet alleen wat ik niet wíl denken. Ik wil geen burger zijn die altijd in de aanvalmodus staat, altijd kritiek heeft op de wereld, die onrust zaait en haat en vooral weet hoe het níet moet, maar intussen geen poot uitsteekt om er zelf iets aan te veranderen.
"Ik vind het heel vervelend, maar op basis van de huidige onzekerheden moet ik afhaken", zeg ik. "Misschien in september", zeg ik.
Op zolder kijk ik naar het opgemaakte bed. De tafel, de 3 stoelen eromheen, de schemerlamp, en het kamerscherm om de wasmachine aan t zicht te onttrekken. Even was ik een wereldverbeteraar, denk ik. Heel even.
"Wie komt er logeren", roep ik die avond tegen mijn kinderen. "Ik heb zo'n mooi bed."
Wat kan ik verlangen naar vroeger. Naar een wereld die niet per se beter was, maar waarin dit alles onzichtbaar was voor de kleine burger. We lazen één krant en wat de meneer op de radio zei was waar. Nu weet ik niet meer wat ik moet denken. Ik weet alleen wat ik niet wíl denken. Ik wil geen burger zijn die altijd in de aanvalmodus staat, altijd kritiek heeft op de wereld, die onrust zaait en haat en vooral weet hoe het níet moet, maar intussen geen poot uitsteekt om er zelf iets aan te veranderen.
"Ik vind het heel vervelend, maar op basis van de huidige onzekerheden moet ik afhaken", zeg ik. "Misschien in september", zeg ik.
Op zolder kijk ik naar het opgemaakte bed. De tafel, de 3 stoelen eromheen, de schemerlamp, en het kamerscherm om de wasmachine aan t zicht te onttrekken. Even was ik een wereldverbeteraar, denk ik. Heel even.
"Wie komt er logeren", roep ik die avond tegen mijn kinderen. "Ik heb zo'n mooi bed."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten