Na 63 jaar en 43 dagen in dit leven, doe je alles op de automatische piloot. Het ritueel van opstaan: het uitschakelen van je wekker, terwijl je weer anderhalf uur te vroeg wakker werd, de zwiep van je 2 ondermaatse beentjes met de verbazingwekkend kinderlijke minivoetjes, hup in één keer je bed uit. De door slaapgebrek en slaapmiddel waggelende gang naar de badkamer. Het milieuonvriendelijke douchen van zeker een half uur omdat je anders niet wakker wordt, de schone onderbroek pakken uit de la waar nog steeds die gitaar voor staat - hoe vaak heb je je nou al voorgenomen om dat ding een andere plek te geven -, het aankleden, de bh voor sluiten en dan achterop je rug draaien, het schikken van de borst, zo zit ie goed. En dan het föhnen van je haar, altijd een staart, het elastiekje, een beetje haarlak, je make-up, turend in de vergrotende spiegel omdat je wel eens oranje de deur bent uitgegaan, en dan parfum, geen dag zonder parfum. Chanel, Yves, voor wie eigenlijk. Tot slot stift je je lippen, elke dag sinds je 16e, en pak je je laptop, stopt alles in je tas, de muis, oplader, werktelefoon, je notitieblok. Bovenaan de trap hou je even je pas in omdat je weet dat de kat langs je benen naar beneden schiet en het nu niet de tijd is om een heup te breken, later als je echt oud bent misschien. Beneden doe je zijn GPS tracker om en laat hem naar buiten, met net dat laatste ongeduldige duwtje omdat hij bang is voor het vliegengordijn. Je maakt je smoothie, zet koffie, en loopt weer terug naar boven omdat je altijd je leesbril vergeet.Gewoontes. Rituelen. Een leven van eenvoud en domme dagelijkse handelingen die houvast geven en die tot een snelle, geoliede routine zijn verworden. 's Avonds herhaalt dit alles zich. Maar dan andersom. Als je op de rand van je bed zit, je hebt net je medicijnen ingenomen, en je snel en vaardig je linkeroorbel losmaakt, valt in een onbewaakt moment het achterkantje ervan op de grond. Je hoort het vallen. Tik, zegt het, op de grond, daar vlak voor je. Je ziet het vallen en je bukt om het op te rapen. Maar het ligt er niet. Je kijkt rond, eerst nog verbaasd, in de vaste overtuiging dat het 10 centimeter verder ligt of daar, onder het randje van je sprei. Maar het is weg. Opgelost. Verdwenen. Als een sok in de wasmachine. Zijn bestaan is uitgewist. Hij is niet meer. Niet onder het bed, niet onder de stoel, niet onder je toilettafel. Weg.
Godver de godver, vloek je. Even wankelt je hele bestaan. Je adem gaat in een hogere versnelling, je ergernis groeit. Dit kan niet, zeg je hardop. Dan berust je in je lot. Zuchtend leg je de rest van je oorbel in het bakje op je toilettafel. Morgen is er weer een dag, denk je. Je 23.038e dag op deze aarde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten