De laatste dag voor mijn vakantie. Nog een laatste teamoverleg, dat dit keer vooral bestond uit gruwelverhalen over het moederschap om onze zwangere collega een hart onder de riem te steken, een laatste eenzame lunch in een uitgestorven eetwerkcafé, dat we vroeger nog gewoon kantine noemden, en een laatste huisbezoek, gelukkig bij een van mijn allerliefste klantjes. Toen was het klaar. Laptop dicht, telefoon uit, en hup, in de auto door een zonnig achterland vol ondersteboven vlaggen naar het paard.Hier houdt de wereld op. Geen verzet, geen blokkades van tractoren, banden en mest, en de stikstofuitstoot onzichtbaar in de warme zomerwind. Ik zit op het stalkrukje (neem toch een echte stoel, zegt S, maar ik zit best, zeg ik) en hoor hoe heel in de verte enkele duiven elkaar hitsig het hof maken en zie hoe een vliegtuig geluidloos een lange streep kerosine door de lucht trekt, op weg naar nog zonniger oorden: de vakantie is een feit. Verder is het stil. Tenminste, voor even, want dan ontdekken de vliegen, dazen en wespen mij. Lekker geurtje, denken ze. Is het Frans, hoe heet het, wat kost het? Ik ben niet bang voor wespen, maar in mijn oor heb ik ze liever niet. Dazen, die zijn pas vervelend, ze geven lelijke dikke plekken die behoorlijk jeuken, en kruipen ongemerkt je broek in, zodat je pas 's avonds bij het uitkleden ontdekt dat er een archipel aan steken op je kont zit. Moet je nog ergens heen, vraagt S. Als ik ontkennend antwoord, spuit ze mijn armen nat met azijn. Zo, zegt ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten