Ik hou van jonge hipstermensjes. Ze zijn 20 en reizen per trein Europa door. Als de trein vol is gaan ze op de grond zitten. Ze kijken niet op hun telefoon maar lezen een boek. Ze dragen zware rugzakken en linnen tasjes waarop Plato staat. Onder de wijde gebloemde rok een paar lompe gympen, de rafelige spijkerbroek met gaten boven slippers of sandalen. Ze gebruiken weinig make-up en alles is echt, lippen, wimpers en borsten. Onderlip, neus en oor zijn gepierced, op de tengere, witte enkels is een halve maan getatoeëerd, misschien een pijl met veertjes. Ze reizen alleen of in een bont gezelschap van andere hipstermensjes, allemaal eender maar in hun eigen en elkaars ogen uniek. Ze eten geen vlees, drinken geen melk, poetsen met een tandenborstel van bamboe en zijn woke en genderfluid. Ik zie ze staan, ik zie ze zitten, en ben jaloers. Niet zozeer op hun jeugd maar op hun even vastberaden als naïeve overtuiging dat ze alles anders, nee, beter zullen doen dan de rest van de wereld. De rest, dat zijn wij, de generatie die de wereld heeft verpest. Diezelfde generatie die in de zomer van 1967 bloemen in het haar stak en droomde van liefde en vrede. Ik zie de herhaling, de golf in de geschiedenis, op en neer, op en neer, en weet dat ook zij straks, over enkele tellen in tijd, op een stoel in de trein zitten en kijken naar de jeugd, die het allemaal anders gaat doen. Nee, beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten