woensdag 3 augustus 2022

Vakantie in eigen land: de bokser

Na ons bezoek aan een immersieve tentoonstelling in de voormalige Westergasfabriek, nemen we de 21 terug naar het station. "Volgende keer rijden we door, kan je zien waar ik geboren ben", zeg ik. "We zijn daar toch al eens geweest", zegt M. "Bij tante Truus, met die wombat op de bank." Ik moet even diep graven in mijn geheugen, maar dan weet ik het weer. Kinderen hebben een ander geheugen dan volwassenen. Maar het is een prachtige dag die ik niet wil dompelen in melancholie en heimwee, ik ken mijn makken. "Volgende keer", mompel ik. "Thijs woont er tenslotte nog." "Thijs, Thijs", zegt M. "De Thijs van oom W? Is dat een kind van tante Truus?" Ik lach, een kind ja, en denk aan de man die toch zeker al 60 is of heel gauw wordt.

Op het centraal station blikkert het IJ ons fel en uitnodigend toe. Ik kijk naar de binnenvaartschepen die langzaam voorbij varen. De wapperende driekleur, de wapperende onderbroeken aan de lijn. Daartussendoor proberen de pontjes snel en efficiënt de overkant te bereiken. Busladingen fietsers, voetgangers en backpackers stappen in en weer uit. "Vroeger liepen hier de heroïnehoeren", zeg ik. "Voor 5 gulden had je een wip." Ik kijk erbij alsof ik het persoonlijk heb meegemaakt en er een verlangen naar vroeger in schuilt. "Zo veranderd hier", zeg ik dan vrolijk. "Zullen we de pont nemen, net als vroeger?" M kijkt me verbaasd aan, een week geleden wachtte zij aan de overkant nog op haar vader die tegenwoordig in Purmerend woont en haar in Noord ophaalt. "Mijn vroeger", zeg ik. "Het is echt een eeuwigheid geleden".

Aan de overkant lopen we de promenade op naar het filmmuseum. Er staat een prettige wind en er is niet veel verkeer. Ik knik naar de beschaafd ogende vrouw van mijn leeftijd die op weg is naar beneden. Blondgrijze bob, parelketting, espadrilles, een oogopslag van leed en eenzaamheid. "Die zat bij ons in de bus", zeg ik, maar M heeft eenzelfde visuele aanleg als ik en knikt al bevestigend. Als we de trappen hebben beklommen kijk ik uit over de brede, zilverblauwe rivier die dit gedeelte van Amsterdam afscheidt van het wereldse deel aan de overkant. "Dat is allemaal nieuw", zeg ik, en ik wijs naar de panden op het Westerdokseiland, die i
nmiddels ongeveer net zo nieuw zijn als mijn jongste dochter. Naast me slaat een jongen verwoed tegen een boksbal. Een wonderlijk attribuut in de witte leegte om ons heen. "Neem je nou een foto van 'm", zegt M. "Stiekem", zeg ik. Hij heeft het niet gezien. Hij stoot stevig en vol overtuiging tegen het rood-blauwe leer. Bam, bam. "Te wijd", zegt M, en schiet dan in de lach omdat ze zo wijsneuzerig doet. Weer aan de overkant nemen we de trein terug naar de provincie.

"Ook mooi", zeg ik, als de langsschietende beelden groener en groener worden.
"Hmm", mompelt M.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten