zondag 13 november 2022

De Sleutel

Gisteren las ik in de zaterdagkrant een interessant artikel over spookjagers. In Nederland schijnt dit minder voor te komen dan in Engeland en dat zou te maken hebben met onze calvinistische inslag. Toch zijn er legio verhalen over gebeurtenissen die je de haren te berge doen rijzen. En het meest verontrustende aan deze verhalen vond ik dat deze verteld werden door mensen die slechts geloven in de wetenschap en niet in God, geesten en onsterfelijkheid. Zo was er een nuchtere meid die in haar oude appartement werd achtervolgd door plots stromende kranen, een platenspeler die ineens ging draaien en uiteindelijk werd niet zij, maar haar huisgenote tijdens haar afwezigheid buitengesloten omdat de sleutel van binnenuit op slot werd gedraaid toen ze 's nachts op de gang naar de wc ging, waardoor ze in haar pyjama bij de benedenburen de politie moest bellen. 'Technisch onmogelijk', zei de agent. 'De deur is op slot gedraaid door iemand die er niet is', zei hij. Hierna is ze verhuisd. 

Lekker griezelen, vond ik, en ik vond het jammer dat het weer zo'n semi intellectueel Volkskrant stuk was, de Telegraaf had er zeker nog 10 spannende spookverhalen aan toegevoegd. Ik vond het ook op een vreemde manier geruststellend, zou er dan toch leven zijn na de dood, en ik dacht aan een eerdere monoloog van S, over energie die nooit verdwijnt. Maar 's avonds had het fijne, opgewonden gevoel plaatsgemaakt voor een sluimerende angst voor het onbekende, dat ik maar moeilijk kon afschudden.

S was de hele dag weg geweest en om 10 uur kwam ze even binnenwaaien. 'Ben meteen weer weg, slaap bij S', riep ze. Na het dichtslaan van de deur voelde ik even een koude windvlaag in mijn nek. Ik keek naar the Crown. Een nieuw seizoen waarop we lang hadden moeten wachten en dat uitermate teleurstellend bleek, dat Lady Di verhaal kenden we nou wel. Rond middernacht viel er iets. Ik zocht automatisch naar de kat, maar die lag op mijn schoot. Aan de muur hing zijn krabmatje los, dat moet het zijn, zei ik tegen mezelf, want dat had ik die ochtend nog provisorisch vastgemaakt. Na nog een uurtje stond ik op om naar bed te gaan. Ik sloot af, de tuindeur, de voordeur, lichten uit, alles net als altijd, maar ik merkte dat ik net iets sneller dan anders de trap beklom. Woesj, woesj, hoorde ik, alsof er iemand naast me liep, een onzichtbare oude ziel uit de middeleeuwen misschien of een overleden familielid. Maar het was gewoon mijn werksleutel die zacht heen en weer bungelde tegen het wol van mijn tas. Ik had niet gewacht op de kat, die me als een burgerlijk oud hondje altijd volgt als de nacht aanvangt, maar hem onder de arm genomen, in een slordige, dwingende houdgreep, en hem alvast op het bed gegooid, zo dan. In het slot van de slaapkamerdeur hing de sleutel, scheef, ongebruikt. Ik duwde hem recht en draaide hem naar links. Alsof dat zin heeft, dacht ik nog. 'Ik weet dat je hier bent en je mag er zijn, maar je moet me niet bang maken', had een vrouw tegen de geest in haar kamer gezegd die steeds haar boekenkast omgooide. Sindsdien was het niet meer voorgekomen. 'Je kunt met ze onderhandelen', zei ze.
Laat die sleutel dicht, had ik dus kunnen zeggen, het leven alleen is al eng genoeg voor een vrouw op leeftijd, had ik kunnen zeggen. Maar we weten allemaal dat als je iets hardop uitspreekt het realiteit wordt, dus dat deden we maar niet.

's Nachts om 3 uur werd ik met een schok wakker van gekrabbel aan de deur. Het was de kat, hij moest plassen. 'Zeikerd', mopperde ik stoer, maar ik schrok van mijn eigen stemgeluid. Om mijn gemoed te kalmeren en de slaap weer te kunnen vatten las ik nog even een stukje in 'Langs lijnen van geleidelijkheid' van Couperus, dat hielp. Zes uur later 
werd ik wakker van de felle ochtendzon in mijn gezicht. Alles was weer normaal. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten