Of ik haar naar het station kan brengen, vraagt M. De bussen ... "Nee, die rijden niet", zeg ik.
Ik moet er een uur eerder voor mijn bed uit, maar vooruit, het is je kind en de dag gaat sowieso te snel voorbij. Om half 8 sta ik haar op te wachten. Het regent flink, het water slaat tegen mijn beslagen voorruit, op de radio hoor ik 'die van Spargo' haar valse noten kwelen, fijn, een oorwurm. Als we optrekken zien we haar staan. Een lange, jonge meid, de haren strak naar achteren gekamd. Ze wacht op de bus die niet gaat komen. Ik stoot mijn dochter aan. "Vraag of ze naar het station moet", zeg ik. Dat moet ze en na een korte, vorsende blik waarmee ze razendsnel inschat of het wel veilig is, stapt ze in. Charlotte heet ze en ze is blij dat ze mee mag. "Die bus, hè." We voelen ons alledrie een beetje opgelaten. M en ik omdat we nu geen rare dingen tegen medeweggebruikers kunnen roepen, het meisje omdat ze plotseling bij twee wildvreemde vrouwen in de auto zit. Op het stationsplein stappen ze uit. Als ze samen weglopen is het net alsof ze elkaar al jaren kennen.
Rond half 4 gaat de telefoon. Het is mijn schoonzus. We zijn beiden niet van zomaar bellen, dus er moet iets zijn. Ze zit op haar werk, zegt ze, en haar dochter heeft een lekke band en de bus... "Die rijdt niet", zeg ik. "Normaal zou ik zeggen, ga maar lopen", zegt ze nog, "maar ze moet naar de huiswerkklas, zie je, ze heeft volgende week toetsweek." Ik ben al weg. "Baby you and me, I want to talk it over...", zing ik.Die avond heeft S een lezing over neurocognitie of zoiets en of we vroeg kunnen eten. "Hoe ga je naar Utrecht", vraag ik ongerust. "C komt me halen", zegt ze. "Met de auto."
Als het stil is in huis, doe ik eerst 3 belastingaangiftes en plan dan de trip naar Ameland in juli. Een bus, een trein, een bus, een boot. Eitje. Of ik ga met de auto. Voor je weet maar nooit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten