Het is niet zo grappig als het klinkt, maar de piemel die de meeste indruk op me maakte en die ik als het moet nog steeds tot in detail kan natekenen, zag ik bij de watervallen van Schaffhausen. Ik kom hierop omdat mijn dochter met een groep studenten een week in Duitsland zat, in een universiteitsstad dichtbij de Bodensee en dus dichtbij Schaffhausen. Ik was 17 en op reis met mijn vriendje, de inmiddels al lang en breed verguisde heer F. Om redenen die me niet meer te binnen schieten, hadden we een fikse ruzie gehad, maar dat was voor F geen reden om het strakke reisschema te onderbreken en die dag stonden nu eenmaal de watervallen van Schaffhausen op het programma. Ik werd al twee weken meegesleept door Frankrijk, Oostenrijk en nu dus Zwitserland. We hadden er net twee dagen Salzburg op zitten, een zo met barok en rococo volgepropte stad dat ik het gevoel had dat ik twee dagen aan schwardwalderkirchtorte (met slagroom) uit mijn systeem moest werken. Daar kwam bij dat ik de dag ervoor een misstap had gemaakt, niet alleen door met deze jongen op vakantie te gaan, maar ook letterlijk door een stoepje te missen. Kortom, ik was boos, misselijk en mank.Daar liep ik dan. Op een toeristisch voetpad langs de waterval van Schaffhausen, de Rheinfall, te midden van een bruisende, kolkende, witte waterwereld. Hinkend. Het water kwam met een oorverdovende en verpletterende kracht naar beneden en drong als een fijnmazige nevel ongemerkt in mijn huid, mijn haren en mijn kleren. Ik strompelde verder, een piepjong meisje van 1 meter 64, de blonde haartjes in een staart, gekleed in een rode tuinbroek en op witte gympies. Het bloed in mijn gepijnigde enkel bonkte als een alsmaar repeterende hamerslag. Ik liep inmiddels zo langzaam dat het steeds stiller werd om me heen. Er liep nog één man voor me. Een vent van een jaar of 40, schatte ik in de gauwigheid. In de verte, aan de overkant van het water zag ik de etter lopen met wie ik verkering had. Een klein, kalend stipje in een grof donkerbruin vest dat zijn zuster voor hem had gebreid. Ga, dacht ik. Loop door tot aan de Bodensee en loop tot je de bodem niet meer voelt. Neem je macramé vest mee, je lelijke eendje en je obsessieve reisschema en verzuip. En nog veel meer van dat alles.
De man voor me stopte af en toe om naar het watergeweld te kijken. Soms keek hij naar mij en dat voelde niet goed, je leert als vrouw al gauw die bepaalde blik herkennen in de ogen van mannen die weinig goeds in de zin hebben. Loop door, dacht ik weer, en ik bukte om de schoenveter van de schoen aan mijn gezwollen voet losser te maken en hem tegelijkertijd een voorsprong te geven. Toen ik overeind kwam stond hij daar, aan de kant van het water, 3 meter van mij vandaan. Een magere, rossige man in een blauwe parka. Hij keek me indringend aan. In zijn hand zijn volledig erecte lid, wijzend naar mij. Het is opmerkelijk dat ik na al die jaren de details van de gebeurtenis nog zo goed kan oproepen. Het voortrazende water, de natte lucht, het late middaglicht. En die bleekroze huid van dat ding, de vele rode sproeten erop, en vooral, de trots waarmee hij hem tikkend met zijn hand op en neer liet wippen.
Onthoud, ik was 17. Ik wist nog niet dat dit soort mannen vaak niets doet, dat het juist gaat om de intimidatie, het gevoel van 'kijk mij eens een grote jongen zijn'. Dat het vaak laffe, bange mannen zijn. En dat het helpt als je ze uitlacht, dat heeft mijn moeder later eens gezegd. Dat alles wist ik niet en ik zetten het op een lopen, de pijn in mijn enkel negerend. Het enige wat ik hoorde was het omlaag kletterende water en mijn eigen adem. Het enige wat ik voelde was mijn kloppend hart en de angst voor wat er komen ging. Natuurlijk gebeurde er niks. Toen ik eenmaal weer veilig aan de overkant was, tussen de mensen, en ik voor het eerst durfde om te kijken, was hij weg.
De etter heb ik niks verteld. Niet dat ik hem het schuldgevoel niet gunde dat hij zijn gehandicapte vriendin alleen had gelaten, in een vreemd land, met vreemde mannen, en te midden van verwoestend natuurgeweld, maar ik wist ook dat hij het zou bagatelliseren, in al zijn betweterige koppigheid. Ik heb het nog een jaar met hem uitgehouden, toen heb ik hem op ijzingwekkend gevoelloze wijze gedumpt. En ook dat durfde ik alleen maar omdat die dag mijn kat was overleden. Want katten zijn nu eenmaal leuker dan mannen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten