Na een slapeloze nacht vol oudevrouwenzorgen (geldgebrek, neerstortende vliegtuigen, heb ik wel een reisverzekering, heeft Wenen een metro, waar is mijn ID?) vertrokken S en ik vanochtend om 7 uur 15 naar Schiphol. Vriend S wilde ons brengen maar dat moest dan wel heel vroeg, zei hij, want om half 10 moest hij op het voetbalveld staan. Het was immers tijd voor De Reus van Leus, een jaarlijks festijn met veel voetbal maar nog meer drank. Op Schiphol werd onze gate 2x veranderd en toen de grondstewardess omriep dat de vlucht overboekt was en of er iemand vrijwillig afstand wilde doen, sloeg de schrik ons even om het hart.Terwijl we in de rij stonden en ik intussen bedacht dat die ouwe vent daar best zijn plek kon afstaan, hij was toch alleen, schoot er ineens een muis door de draaideur naar binnen. Recht op twee beeldige grondstewardessen af. De blonde gaf een ijzingwekkende gil en kroop achterwaarts haar stoel op. Plots waren er geen zorgen meer, iedereen schoot in de lach, de mannen vertederd (die vrouwtjes toch), de vrouwen een beetje spottend (wie is er nou bang voor een muis).
Maar om 12:15 stegen we eindelijk op. In de cityhopper van KLM (en dat zonder de klassieke foto van de vliegtuigvleugel!). Nog geen krappe vijf kwartier en een paar enge luchtzakken later, landden we al op Oostenrijkse grond. De piloot had een short cut genomen, lachte hij. Buiten was het zeker 34 graden, broeierig warm met een flinke maar hete wind. Ik wist precies welke bus we moesten hebben naar de stad, VAL1, en hij stond er ook al, alles ging gestroomlijnd. Alleen reden we onze halte dik voorbij omdat het de knorrige chauffeur weinig kon schelen of we wel of niet op onze plek terechtkwamen. Dan maar een taxi terug, want inmiddels waren we zweterig en moe. De grap kostte ons 20 voor de bus en 30 voor de taxi, maar allee, beginnerspech, daar hielden we het maar op.
* Wist u trouwens dat er een uurtje rijden van Wenen een stad ligt die BRNO heet? Nee? Ik ook niet. Brno is de grootste stad van Moravië (wat?) en de tweede stad van Tsjechië en heeft 390.000 inwoners. De stad ligt aan de samenvloeiing van de rivieren Svitava (wie?) en Svratka (waar?) en kenmerkt zich door een groot aandeel van studenten. Men spreekt in Brno het dialect Hantec (oké dan).
Ruzie in de verkeerde bieb
We sliepen als een roos, tot het alarm ons om 8 uur aanspoorde te gaan ontbijten. Een zeer uitgebreid en hip ontbijtbuffet, laat dat maar aan de Oostenrijkers over. We zouden het rustig aan doen, hadden we de avond ervoor tegen elkaar gezegd. Beetje landen, acclimatiseren enzo, rondkijken. We namen tram 49 naar de Ringstraße, de cirkelvormige boulevard rond het oude centrum van Wenen. De zon brandde inmiddels gaten in het wegdek en onze shirts, en de glitter en glamour van het neoclassistische parlementsgebouw knalde ons tegemoet. Die nagemaakte Griekse kunst is natuurlijk niet de real thing, maar dat boeit de toerist niks, het goud, de glorie, Pallas Athene (nee, niet die gezellige moeke ervoor), prachtig! En zie je het trapleuninkje? Ik ga voor de details. Erna liepen we nog even een allerliefst parkje in waar rozenbomen waren geplant door hartstochtelijke lovers en dankbare kinderen, maar in de nationale bieb kregen S en ik een fikse aanvaring. We liepen rond in een ondergronds gewelf met papyrusteksten en dat was niet wat we zochten. Terug bij de onwillige kassamedewerkster zei ik: wrong bieb, we are looking for the pretty one. Want ondanks een eerdere poging in mijn beste schoolduits was ze ons op geen enkele wijze tegemoetgekomen, het lelijke stuk chagrijn. Not here, zei ze verveeld, en ze maakte een vaag gebaar dat ik naar buiten moest. Maar waar dan, vroeg S even later. Daar ergens, zei ik, en imiteerde het chagrijnige gebaar. Even later stonden we te bekvechten als twee Italiaanse toeristen, ik een beetje Italiaanser dan mijn immer beschaafde dochter. De hitte en ergernis echoode tegen de pilaren van het Habsburger paleis. Toen de lucht geklaard was en het zweet van onze voorhoofden gewist, gingen we naar de Pronkzaal, die eigenlijk helemaal niet zo ver was. Gewoon een poortje onderdoor.
Lippizaner hengsten en nog meer pronk en praal
Op weg naar de Pronkzaal van de Nationale bibliotheek liepen we onverwachts langs de Spaanse Rijschool, het thuis van de Lippizaner hengsten. S trapte direct op de rem en nog geen kwartier later stonden we te wachten op onze Engelstalige gids, een pukkelige maar uiterst welbespraakte en geestige jongeman. Er waren maar 20 paarden op stal, zei hij, de rest was met verlof op het platteland. In de stallen mochten we niet fotograferen of filmen, anders hadden we zeker de twee kittens gefilmd die in een dichte stal aan het rollenbollen waren. Ze waren in opleiding als muizenvanger, zei de aardige jongen, en pas als ze groter waren en niet meer wegliepen mochten ze los rondlopen. Moeten ze op Schiphol ook doen, zei ik.
De Pronkzaal, uiteeindelijk, was met recht een zaal om trots op te zijn. Lekker barok ook, veel gekrul en vergul.
Weense klassiekers
Een alleraardigste slijmbal smeerde ons 2 tickets aan voor een avondje onvervalste Wiener Musik: Mozart, Brahms, Vivaldi en Strauss senior en junior. We deden het maar. Tenslotte was het operaseizoen afgelopen en een beetje muziek hoort toch bij de trip. Na onze Beyond Burger bij een nabijgelegen hipstertent namen we lijn 49 en lijn 71 naar de Schwarzenbergplatz nummer 4. Het was inmiddels gaan regenen, een warme motregen, en daardoor iets(je) afgekoeld, en dat was fijn want we waren gekleed voor die occasion en dat sloeg nergens op, mijn colbert bleef de hele avond over mijn arm hangen, ook terug. Voor aanvang zaten we even bij een reusachtige fontein en keken naar het kleine grut dat in mediterrane landen pas na het avondeten hoor- en zichtbaar aanwezig is.
Het concert was een ambivalente ervaring, zou mijn broer zeggen. Het was best mooi, als je van de Weense klassiekers houdt, maar het hoge André Rieugehalte was op sommige momenten bepaald stuitend te noemen en ik verwachtte eigenlijk enkele heimelijk opgestelde camera's die onze (niet echt) ontroerde blikken en (bepaald niet) betraande ogen vastlegden voor een nog onzichtbaar miljoenenpubliek. De werken werden uitgevoerd door een afgeslankte zomerbezetting (een vakantieschnabbel, zeg maar) van de Wiener Royal Orchestra, dat onder leiding van ene violist Michal Kudak - die volgens Google al dood is dus dat zal 'm niet wezen -, samen met operazangeres Anna Reyan en een tweetal dansers een populair toeristisch programma afdraaide. Alles in allegro en fortissimo, dus dat schoot lekker op. Het bonte gezelschap in de zaal - veelal uit Amerika en Azië, maar ook uit Arabische landen - was in opperbeste stemming toen ze met zijn allen de Radetsky Mars mochten, nee, moesten meeklappen. Het geschmier en de olijke grapjes van het orkest vielen goed in de smaak en ik bedacht me dat als ik de snob ging uithangen, ik daar helemaal niet had moeten zitten, dus allee, op elkaar die handjes! Tieten, kont, tieten, kont, tieten, kont, kont, kont!!
Om 10 uur namen we de tram weer terug. Moe en een beetje doof.
Götterdämmerung
Om kwart over negen zaten we in de inmiddels al vertrouwde tram 49. Het was nog even haasten, want we moesten al om kwart voor 10 voor de ingang van de Staatsoper zijn. Ik had de kaarten voor de rondleiding thuis al gekocht, om de rij te ontlopen, en dat bleek een goede zet want het animo was groot. Misschien omdat iedereen het licht had gezien, misschien omdat het regende. De grote zaal viel tegen. Een beetje mat, vond ik, zo zonder de glans en overdaad van de trappen ernaartoe. Dat kwam, zei de gids, omdat de zaal de geallieerde bombardementen van WOII niet had overleefd, de zaal was tussen 45 en 55 herbouwd en hoewel ze zich zoveel mogelijk aan het origineel hadden gehouden, was het niet mogelijk gebleken om de schilderingen te herstellen. Stomme Amerikanen, dacht ik nog, geen respect voor de kunsten (maar nog bedankt hoor, voor het bevrijden).
Leuk weetje: op 30 juni 1944 werd de laatste voorstelling voor de bevrijding opgevoerd. Wagners Götterdämmerung. In het licht van de latere gebeurtenissen is het treffend om in deze opera Wagners laatste regieaanwijzing te lezen: 'Helle Flammen scheinen in dem Saal der Götter aufzuschlagen. Als die Götter von den Flammen gänzlich verhüllt sind, fällt der Vorhang'.
Een jaar later, op 12 maart 1945, werd het gebouw vol getroffen door een Amerikaanse bom, waardoor het vrijwel geheel uitbrandde.
Daarna kochten we pillendoosjes, ansichtkaarten en koelkastmagneten in de belendende souvenirshop.
Valt er nog wat te nassen?
Na een kort maar dodelijk bezoek aan de Lindt chocolaterie, liepen we naar het Secession Museum, waar het Beethovenfries van Klimt hangt. Dicht. Toen fluks door naar de Karlskirche. We're on a schedule, zei Kloe Kardashian eerder deze week al. Wat dat in haar geval is, mag Joost weten, maar goed.
In Wenen kost alles geld en het lastige is dat ze nog niet volledig op de pinpas zijn overgestapt. Ze hebben nog echt geld, dat papieren, weet u nog? Een mooi streven, sowieso, maar je moet het wel hebben en wij hadden het niet. En pinautomaten waren onvindbaar. In de Spar, zei de eerste vriendelijke kassamedewerkster (moet ook wel, als je bij een kerk werkt). De kerk was er weer een van dik hout zaagt men planken. Gouden planken wel te verstaan. Het is een votiefkerk, gebouwd vanwege een door Karel de VI gedane belofte (als Wenen verlost wordt van de zwarte builenpest, laat ik een kerk bouwen, maar dan: Vota mea reddam in conspectu timentium deum, wat natuurlijk vele malen mooier klinkt). In zo'n kerk ben ik altijd een stuk geloviger, zei ik tegen S, en dat had zij ook. Zoveel onwereldse pracht en praal dwingt onderwerping af, vind ik. Maar toen verpestte S alles door hardop godverdomme te verzuchten omdat haar telefoon raar deed. In foto 6 zie je haar zitten, terwijl ik een rondje kruistocht in spijkerbroek doe.
Na een lui intermezzo aan het watertje voor de kerk, waar alleen maar studenten van de naastgelegen TU zaten, liepen we naar de beroemde Naschmarkt. We slenterden een tijdje langs de bakken vol dadels, kruiden, olijven en de Koreaanse en Arabische eettentjes, maar hadden het al gauw gezien, het was een zwak aftreksel van de Albert Cuyp.
Overigens, let eens op de gevel van de TU (foto 10). Het is een uil en ik had durven zweren dat het originele Nazikunst was, gemaakt ergens in de jaren 30, maar het is uit 1987. Misschien is dit nou die Uil van Minerva, waar Thierry B het over had, zei ik tegen S. Ik kan haar af en toe echt niet volgen, zag ik haar denken.
De metro en ander gemak
Wat hier echt goed werkt is het OV en dan vooral de U lijnen, de metro. Ik vind het altijd een beetje luguber gedoe, dat ondergrondse vervoer. Eerst dat stille, holle geluid, en dan die aanstormende trein, die piepend en zuchtend tot stilstand komt. Maar wat een uitkomst. Binnen enkele minuten ga je die hele stad onderdoor. Zelfs als je vergeet uit te stappen, neem je gewoon de volgende weer terug, echt, minutenwerk. Onze Amsterdamse metro is daarbij vergeleken een lachertje. Veel controle is er niet, wij kochten een carnet voor 3 dagen, maar hebben tot nu toe geen conducteur of controleur gezien. Ook de daklozen weten dat, ze reizen vrolijk rond met de metro, nadat ze de vuilnisbakken hebben uitgeplozen op koude koffie en restjes bratwurst. Toch houdt men zich hier netjes aan de regels. Met de politie hier valt niet te spotten, zelfs de verkeerspolitie is angstaanjagend.
De Weense keuken is niet bijzonder. Een verscheidenheid aan taartjes, maar wil je gezellig uit eten dan lijkt de spoeling dun, althans in onze wijk. Vanavond pizza, (bijna) altijd goed.
Platgetreden paden
Dag 4 begon goed. We zaten in de juiste tram, maar in plaats van naar Schloss Belvedere, reden we het mooie Wenen uit en het lelijke in. Duurt wel lang, mopperde ik, maar toen zag S, die in die dingen toch net wat alerter is dan ik, dat we de verkeerde richting uit reden. Om half 1 waren we dan toch eindelijk op de plaats van bestemming en zou ik enkele van mijn favoriete kunstschilders in het echt zien. Ik heb altijd gedacht dat Wenen een lustoord van Secession, Symbolisme en Jugendstil was, maar dat bleek helemaal niet zo te zijn. Het Wenen van mijn fantasie, dat van de belle epoque, strookte niet helemaal met de werkelijkheid. Volgende keer naar Praag, had ik al een paar keer tegen S gezegd, want daar was zij de vorige zomer geweest en daar knalde de Art Nouveau je in elke straat en elk gebouw tegemoet, zei ze.
Ook het Belvedere stelde me teleur. De Kus, ja natuurlijk, mooi hoor, groot, goud ook, maar er hingen maar bar weinig Schieles (die bleken in het Leopold te hangen, niet alleen de verkeerde tram dus, ook het verkeerde museum). Na een verplicht rondje door de giftshop (en nee, ik wil geen handtas, onderbroek, paraplu of badjas met De Kus erop), zaten we nog even naar de veelgeroemde tuinen van het Schloss te staren: een dor park met wat magere in cirkelvorm geplante struikjes. Daarna reden we terug de stad in.
God en voetbal
Weer een kerk, de Stephansdom. Met minder goud en meer gewicht (dat gezin op de foto moet ik er nog afcroppen). Daarna een taartje voor S en een cappuccino voor mij.
We zijn allebei een beetje stadsmoe. Al dat lawaai, het getoeter, de sirenes, het geschreeuw, het onbeschofte. Het is een stad van uitersten. Zoveel schoonheid, zoveel lelijkheid; ik was als echte provinciaal uit een bovenmodaal dorp vergeten hoe divers de wereldbevolking is en hoeveel het uitmaakt waar je wieg heeft gestaan. Er zijn veel daklozen hier, tragische figuren die op bankjes hun roes uit liggen slapen of rondscharrelen met winkelkarretjes vol plastic tassen, vaak met een al lang vergaan mondkapje op. Ze vallen je niet lastig, ook de bedelaars en de straatverkopers zijn nergens opdringerig, niet zoals in Parijs of Londen. Wenen is verder een schone stad met weinig straatvuil. In sommige wijken zijn de muren van oude gebouwen beklad maar in het historische deel van de stad zie je weinig graffiti, of je moet de volgekladde lijven bedoelen van de hedendaagse mens, ook daar een maatschappij van uitersten.
Gegeten bij McD's, daarna Roemenië-Nederland. Morgen de laatste volle dag.
PS: ik pinde vandaag 100 euro, kreeg ik één groene flap uit de flappentapper, had ik nooit eerder gezien.
Alweer Sissy
Het was kiezen: Schloss Schönbrunn of De Hofburg. We kozen voor de laatste. Schönbrunn is te druk, te duur en volgens kenners (de mensen op het internet) minder mooi dan De Hofburg. Zo gezegd zo gedaan. Ook hier een tijdslot omdat je eerst door allerlei gangetjes wordt geleid met foto's, krantenknipsels, filmfragmenten, graflinten en andere memorabilia van het leven en de dood van de beroemde Kaiserin Sissy. Been there, done that in Corfu waar haar zomerpaleis staat, dacht ik, maar dit keer vertelde de gids in het apparaatje ons ook over haar minder zoete kanten. Een doodongelukkige, depressieve vrouw die haar leven aan het Hof als één lange lijdensweg ervoer en verlangde naar haar dood. Die ze uiteindelijk pas kreeg op haar 60e, ze werd door ene Luigi Lucheni op straat doodgestoken met een vijl.
De keizerlijke appartementen in de Hofburg zijn mooi bewaard gebleven. Oostenrijk houdt van zijn tradities, zei de leuke gids van de Spaanse Rijschool al, en ik ook, van tradities dan, niet per se van Oostenrijk. Je moest als vrouw van goede komaf wel van rood fluweel houden in die dagen, veel variatie is er niet te zien. Een soort van Weer Verliefd op je Huis, waarin iedereen dezelfde zwart stalen deur krijgt en een glanzende, strakke keuken met ingebouwde afzuigkap. Na de Habsburger rijkdom kochten we een Sissyzeepje (want dat rook zo lekker) en ook nog even een Lippizaner koelkastmagneet. Over stijl gesproken. Daarna liepen we naar het Schmetterlinghaus. Een bloedhete kas met tropische planten en honderden enorme, blauwe vlinders die rakelings langs je heen vlogen en soms (als je heel zoet was) op je gingen zitten. Prachtig. Inmiddels was de zon doorgebroken en namen we plaats op het veel te dure terras van het Palmenhaus, dat in het andere deel van de kas zat en vanwaar we een weids uitzicht hadden over de Burggarten. Tijd voor een goede lunch, vonden we. We bestelden twee uiterst prestigieuze gerechten die behoorlijk vies bleken. Een uurtje later slenterden we een stuk armer en een beetje misselijk voor een tweede keer deze week naar de Stephansplatz, voor een ijsje. Want dat kunnen de Wiener Knaben dan weer wel goed. Toen was ik pas echt misselijk. En plakkerig.
Alweer de laatste avond van onze trip. Waarom gaan leuke dingen zo snel voorbij en duurt een werkweek zo lang? Voor het laatste avondmaal liepen we op hakjes naar de Mariahilfer straße. Weinig eettentjes, geen Italianen, niks. Dan maar weer een vegan burger. En die was me toch goor! Nee, voor het eten moet je niet in Wenen zijn, echt niet. Zou zomaar kunnen dat ik na deze vakantie een kilo kwijt ben in plaats van de gebruikelijke zes erbij!
Corona!
Kleine samenvatting: mooie, culturele en kunstzinnige reis. Veel gezien, veel geld uitgegeven (want dat lukt wel in Wenen, je moet overal voor betalen). De inwoners van Wenen zijn niet zozeer bot maar wel stug. Het helpt als je Duits probeert te praten en niet schreeuwt zoals de Amerikanen. Wenen is een nette stad, schoon, met duidelijke regels waar het grootste deel zich keurig aan houdt. Ze rijden dan wel weer als gekken, hard en luid. Wenen is ook veilig. Je wordt bijna niet lastiggevallen. De eetcultuur is magertjes. En denk je op safe te spelen en Italiaans te gaan eten, niet doen, het smaakt niet eens naar Italiaans. De schnitzels zijn vast fantastisch, maar ja, als vegagirls hadden wij daar niks aan. Wel is de vegetarische en vegan lifestyle redelijk goed doorgedrongen. En is het water overal gewoon te drinken, al vond S het niet zo lekker als in Nederland (want zuiver bergwater). Het Fleming Hotel Stadthalle was een prima middenklasse hotel van 4 sterren. Schoon, fijne bedden, goed ontbijt. Niet op loopafstand van de Inner city maar het ov is goed geregeld, als je het eenmaal doorhebt. De app Wienmobiel is daarbij een handig hulpmiddel waarop je ook je tickets kunt kopen. Als belangrijkste tip: in Wenen wordt nog heel vaak betaald met papieren geld, vooral in restaurants en taxi's. Pinnen is vaak niet eens mogelijk.
We vlogen met KLM en als het even kan doe ik dat in het vervolg ook. Meer service, meer beenruimte en het lijkt wel alsof de piloten beter vliegen. Het landen ging in ieder geval beide keren uitermate smooth.
Nu weer thuis. Allebei strontverkouden en kat Mowgli gooide uit blijdschap een lamp om waardoor het hele huis zonder stroom kwam te zitten, maar toch altijd weer fijn om in je eigen bed te slapen.
Maandag vliegt Sarah naar Sardinië, in september vlieg ik naar Mallorca. Volgend jaar dus maar weer Ameland, voor de ecologische balans.
* "Strontverkouden" bleek corona, bij ons allebei. Het was mijn allereerste aanvaring met corona en ik zou er nog flink ziek van worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten