maandag 9 september 2024

De andere kant van Mallorca

Op vakantie gaan moet je leren. Neem bijvoorbeeld nooit de eerste vlucht van de dag, want dat betekent dat je om 2 uur 's nachts van huis weg moet, uren half dommelend op het vliegveld en in het vliegtuig doorbrengt en half gaar van het wachten en het gebrek aan slaap aankomt in een bloedheet land waar je de hele dag nuttig moet doorbrengen omdat je anders je normale ritme niet meer terugkrijgt.


Het is nog stikdonker als we op deze zachte maandagmorgen opstijgen. Onder ons zien we de lichtjes van werkend Amsterdam langzaam doven en even later kruipt de zon bloedrood vanachter de horizon omhoog. Pas daarna gaan de cabinelichten aan, worden de babies wakker en is het afzien tot aan de landing in Palma de Mallorca. Op het vliegveld, dat onverwacht groot is en waar iedereen nog overal mag roken, is het even zoeken naar onze transfer maar eenmaal in de bus kan ik eindelijk alle spanning van de voorbereidingen en het op onnatuurlijke wijze verplaatsen binnen de kosmos laten varen.

Het hotel blijkt een openbaring. Meerdere keren gooien we er clichés als "paradijs op aarde" uit en de eerste uren krijgen M en ik de schaapachtige grijns niet meer van ons gezicht, vooral niet als we de "tranquillity pool" ontdekken: een 2e zwembad dat direct aan de grillige rotskust ligt en een magistraal uitzicht biedt op de blauwgroene Middellandse zee. Het is er streng verboden om lawaai te maken, luid te praten en kinderen zonder ouders, radio's, ballen en opblaasbeesten zijn niet toegestaan. Door het hoge zoutgehalte van het water blijf je bovendien drijven en als dit eenmaal tot ons doordringt is de vakantie een feit.

Dag 2
Na zo'n typisch ontregeld middagdutje waarbij het kwijl op je kussen druipt en in plakkerige draden op je wang opdroogt, halen we bij de plaatselijke Spar wat basisingrediënten voor een mediterraanse maaltijd. Pasta, een ui, olijfolie en enkele tomaten met het formaat van een kleine landmijn. En wijn. Een zachte Sauvignon die stukken beter valt dan de wrange witte wijn aan het zwembad. Niets ten nadele overigens van de lieftallige vrouw achter de bar, die alles guapa vindt en maar liefst 2 hele bollen burrata in mijn vega club sandwich stopte, alsof ik niet al dik genoeg ben. We hadden de hele middag aan het water gelegen, M en ik. Hoedje op, boekje mee (maar niet lezen), kruiswoord stand by. Het betere niksdoen. Kijken naar andere mensen. Zijn het Fransen of Italianen. Ik denk Frans, want klein en harig, zegt M. Of Italiaans, want man met enkelbandje, zeg ik. Eensgezind andere vrouwen haten. Moet je die billen zien, die zijn niet echt. En die leeggezogen buik, wie heeft er zo'n platte buik, niemand toch, ja Kim en haar zussen. Die staan aan de bakermat van de  gemeenschappelijke schaamte voor een normaal lichaam en hebben alles verpest. Vertederd kijken we naar het allerkleinste vrouwtje aan het zwembad, een Italiaans kindje van nog geen 2. Ze scharrelt heen en weer met haar drinkbeker. Water in, water uit. Haar ouders zijn hip, Ibiza-hip. Moeder dun met een getatoeëerde slang die zich een weg omhoog kronkelt vanuit haar minuscule string. Vader druk in de weer met peuter en oudere dochter van 6. Moeder heeft een air, we zien het en hekelen het. Tot de kleine in het water poept. Beschaamd begint moeder te scheppen terwijl vader de dader geschrokken uit het water tilt. Ze kijkt schichtig om zich heen, heeft iemand het gezien?

's Avonds eten we op het balkon. De nacht valt snel, het is ook al september. We doen zonder enige ambitie tot winnen een spelletje met kennisvragen en lachen luid om onze eigen grappen. Het blijft nog lang drukkend warm, maar het beloofde onweer zet niet door, manãna misschien.

Dag 3
Vanochtend stonden we om half 9 op. Terwijl ik de zomernacht van me af was onder de regendouche, haalt M stokbrood, croissants en kaas, de vakantieklassiekers die meestal voor een kilootje of 2 extra zorgen. De zon staat al flink te branden en met de woorden van mijn nicht J in het achterhoofd (je komt heus niet al die kilo's weer aan in één week, gewoon elke ochtend 10 baantjes trekken), duiken we na het ontbijt in het doodstille zwembad. We hebben precies een uur voordat de acroman verschijnt met zijn draagbare speaker en zijn nineties playlist. De acroman is eigenlijk nog maar een jongen. Een jongen van een jaar of 19 die voordat de verplichte animatie van start gaat een circusachtig kunstje doet. Dan gooit hij zijn Afrikaanse lijf lenig in de lucht, balanceert minutenlang in een ingewikkelde yogahouding op 1 hand en maakt tot slot een salto achterwaarts, wat hem een welwillend applausje oplevert van de paar aanwezige toeristen. Vandaag jongleert hij met ballen en rode bolhoedjes. Even later draait hij aan de kant van het bad zijn aquarobics routine af voor welgeteld één meisje van pak 'm beet 10. Wij lachen hem nogmaals bemoedigend toe en waggelen op ons uiterste gemak - de enige manier om hier te overleven - naar de receptie waar Tim van Sunweb ons opwacht. Alweer zo'n broekie. Half Spaans, maar opgegroeid in Nederland, zegt hij. En ach, al die persberichten over het wangedrag van Nederlanders in Mallorca worden sterk aangedikt, hoor. Het zijn vooral de Engelsen en oh, de Duitsers, absoluut. En dat alles gebeurt alleen op plekken als El Arenal, hier zijn we veilig, zegt hij, terwijl er net een nieuwe lading bejaarden van mijn leeftijd voorbij sjokt. We kopen maar meteen de allerwoestste trip van hem. Een dagtocht met bus, trein, boot en tram door het bergachtige deel van het eiland met ruige dalen en steile kusten. Als het maar niet onweert, denk ik nog, terwijl ik op de kaart naar de kronkelige bergweggetjes kijk.

Na een luie dag aan het water en een uitgebreide lunch, lopen we het schuldgevoel van ons af over de plaatselijke boulevard, wat niet meer is dan een straatje met de bekende toeristische strandmeuk, pizzeria's, snackbars en hier en daar een draaimolen voor de allerkleinsten. We kopen een vissershoedje, een waaier, 2 pakjes sigaretten en een ijsje. Buiten onze residence (uitspreken op zijn Frans graag) laat Cale d'Or (kaal en dor) een twijfelachtige ambiance zien. Britten all over the place. Korte sportbroek, Adidas slippers (liefst groen), Arsenal t-shirt, roodverbrand en luidruchtig vapend en bellend. In niets lijkt deze bevolkingsgroep op de bewoners van Downton Abbey. Om 5 uur begint het plotseling hard te waaien. De lucht kleurt donker en trekt dicht. Buienradar laat een enorme vlek vol regen en onweer zien die heel Mallorca rood kleurt. Men is in rep en roer, ligbedden worden opgestapeld, zonweringen opgehaald en ramen gesloten. Het kan hier flink spoken, zegt vriendin I.

Om 9 uur zitten we gapend op ons balkon, met voor ons wederom een bord pasta en nog maar eens een wijntje. Onder ons balkon maken de Badpoepers zich klaar voor een avondje bar. Loos alarm.

Dag 4
Rond een uur of 4 trekt de lucht gevaarlijk dicht. Dit is al eerder gebeurd en bleek toen loos alarm, dus we maken geen haast met uit het water komen. Tot de eerste donder door het dal rolt, dan ben ik de eerste die op mijn kamer zit. "Ik vlieg nog liever", zeg ik. Ik tel de tijd tussen flits en donder, maar M blijft nog lang onaangedaan op het balkon zitten. Pas als er een grote klap klinkt komt ze binnen, maar dan is het net zo snel weer voorbij. De lucht breekt open en toont zijn vertrouwde vakantieblauw.

Even later lopen we naar de klif. We dalen voorzichtig de vele trappetjes af tot we bij het laatste paadje komen. Daar loopt een meisje. Ze is een jaar of 10 en draagt een koptelefoon scheef op haar hoofd. Om ons heen slaat het zeewater tegen de rotsen. Eén misstap en ze ligt in het zwarte water onder ons. En niemand die weet waar ze is. Dromerig loopt ze terug naar de bewoonde wereld, ons verbijsterd achterlatend.
Het zicht op de baai, de natte rotsen, het kolkende water, het voelt als een 19e eeuws Engeland, als Wuthering Heights, groots en beangstigend tegelijkertijd. Als we teruglopen zien we de eerste kat op het eiland.

"Er zitten hier duiven", zegt M.
"Alleen die vervelende houtduiven", zeg ik.
"Nee hoor, kijk!". En ze wijst omhoog. "Een Tortel."
"Inderdaad zeg, een Turkse Tortel", zeg ik.
"Een Spaanse Tortel", pareert M. Ze pauzeert even. "Een Tortilla!"
Een high five. Geschater.

's Avonds eten we in het dorp. Een Nederlandse jongen uit Eindhoven serveert de tapas. Ik neem een Duits biertje. Tegenover ons zit een Polynesisch restaurant en op de stoep verkoopt een Afrikaanse jongen kinderspeelgoed. Terug op het resort is er Flamenco avond. Drie jonge meisjes van de plaatselijke dansclub laten de roodverbrande toeristen hun prille vaardigheden zien. We schuiven aan en nemen nog maar een biertje.

Deze vakantie gaat nergens over.

Dag 5
"Hoe snel je ergens went", zeg ik. Na 4 dagen hebben we onze vaste buurtsuper. Hetzelfde tafeltje op het terras. Een favoriet hoekje aan het zwembad. De vaste koppen van medegasten. We geven ze namen. Nipple Boy, een man op leeftijd met gepiercte tepels die we een leven toekennen van sexclubs, Tinder en Tantra. Dan is er TMI, een man die zich 's ochtends stevig laat gelden in het spelletje waterpolo en tijdens de lunch graag halfnaakt aan de bar hangt terwijl wij onze calamaris eten. Wit slap vlees, cup c. Acroman, de mooie Afrikaan die kunstjes doet en verantwoordelijk is voor de animatie. De Badpoepers, de Italiaanse hipsterfamilie met het schattigste kindje ooit. Dat nog niet zindelijk is. De Hongaren, die Fins blijken te zijn. En de Mariniers, met wie we als de zon al behoorlijk laag staat aan het borrelen slaan. Ze zijn al flink aangeschoten als ze bij ons aanschuiven. Hij heeft een zwaar Amsterdams accent en die typische humor die daarbij hoort, adrem en direct en leuk als binnenkomer, maar dat na de 4e sangria enigszins ongemakkelijk begint te voelen. "Moeders", roept hij meerdere malen, slaat me op de schouder en kijkt onbeschaamd naar de billen van een jong meisje dat langsloopt en naar mijn overrijpe boezem in het natte badpak. Ze komen uit Den Helder, hij is brandweerman bij de marine, zij werkt er als burger. "Hoe oud ben jij, als ik vragen mag", vraagt ze me met dubbele tong. Ze schat me een jaar of 57, zegt ze er lief achteraan. Nog voor ik kan antwoorden is brandweerman me voor. "Moeders, ik schat je 66", roept hij luid en slaat me nog maar eens op mijn schouder.
"Hij moet dood", zeg ik tegen M als we terug naar ons appartement lopen.

Dag 6
We moesten gruwelijk vroeg op vandaag. De bus waits for no one, zegt Ariane onze gids die dag meerdere malen. Ze woont al 40 jaar op het eiland, is van oorsprong Frans Belgisch en spreekt 5 talen. Bij elk verzamelpunt staat ze daar met haar paraplu als herkenning. De bus rijdt ons en 35 andere passagiers eerst van het dorre droge deel van het eiland via Palma naar het hoge noorden, daar waar er bergen zijn en de enige toeristische attracties van betekenis. Ze legt de rit uit, in het Frans, Duits en Engels. Eerst met de bus over de vele kronkelweggetjes 680 meter de hoogte in, dan overstappen op een catamaran met de naam Panorama (nr. 9), dan met een stadstram die stamt uit 1912 naar het bergstationnetje om over te stappen op de trein, ook weer iets historisch, die ons door vele, donkere bergtunnels, één zelfs van 5 minuten lang, terug naar de bus rijdt. Een ingewikkeld proces want tussendoor moet er worden gegeten, geplast, koffie gedronken en kerken bezichtigd. De baai is vandaag gesloten voor zwemmers zegt ze tegen een reiziger die enthousiast met een handdoek onder zijn arm loopt. "That is not going to happen today", zegt ze, omdat er gezocht wordt naar een vermiste man. Twee dagen eerder zijn er tijdens een hevig noodweer twee hikers in het ruige natuurgebied door het water meegesleurd. Het lichaam van de vrouw van 26 is gevonden, dat van de man van 32 nog niet. Er is veel guardia civil op de been, helikopters draaien rondjes in de lucht. Intussen worden wij domme toeristen als vee verscheept in bus, boot, tram en trein. Vooral op de boot zitten we als sardientjes in een blik, waardoor we maar weinig meekrijgen van de prachtige vaart. Te druk, te veel, te Duits, te Engels, te Tokkie. Vooral M is er al gauw klaar mee, terwijl ze doorgaans wel kan lachen om de stroom Essex Engelsen die vol tatoeages en met opgespoten lippen en dikke plastic wimpers Engeland zo'n slechte naam geven. Nu niet. "Wat een massatoerisme", zegt ze. "Wat verschrikkelijk. Dat geduw. Iedereen wil de beste plek hebben." De onderdelen ieder op zich zijn heus aardig - zo'n oud trammetje uit 1912 en nog gewoon in gebruik -, maar we worden als schapen vooruit geduwd, door bloedhete straatjes, op weg naar weer een andere locatie, met weer een ander vervoermiddel. Murw gemaakt door de hitte en de luide Fransman die zich met constant schreeuwen moet bewijzen als leukste thuis, schuifelen we voort. De kerk is een verademing. Het is er koel en stil en prachtig. Maar de tijd dringt, we hebben nog maar 10 minuten, dan vertrekt de trein. And the train waits for no one, zegt Ariane.
Als we na een hele dag reizen om 7 uur in de avond weer door de bus worden uitgespuugd, duiken we direct een restaurant in. Na een stevige maaltijd, een kan Sangría en een fles water, lopen we naar ons hotel terug. Rust, eindelijk rust. Maar nee, het is ABBA avond. En alsof dat an sich al niet erg genoeg is, worden alle (ja, alle!) hits ook nog eens gezongen door twee kittig kraaiende meiskes ("ariba!") die op geen enkele manier toon kunnen houden. De avond wordt afgesloten met een schitterend vuurwerk en de enge mot in de badkamer heeft het hazenpad gekozen. All's well that ends well. En zo is dat.

Dag 7
Kennelijk is zaterdag de wisseldag hier want ineens zijn we alle bekende gezichten kwijt. De hele dag liggen we aan een nagenoeg leeg zwembad. En de dag begon zo druk. De Hongaren die eigenlijk Finnen waren en nu gewoon Deens blijken te zijn vieren in de huisjes naast ons een of ander jubileum, ik schat een zoveeljarig huwelijk, en als verrassing komt er in alle vroegte als het hele gezelschap aan lange tafels zit te ontbijten een Mariachi band optreden. Ariba, zeggen we maar, want ze zingen in ieder geval op toon en fraai meerstemmig. Er is intussen een nieuwe groep aangekomen, een hele grote groep. Het zijn jonge mensen, carrièremensen, fris gekleed in wit, beige en lichtblauw. Ze dragen badges en bewegen zich voort in kleinere groepjes. We vermoeden dat het een bedrijf is, zo'n ICT of mediabedrijf dat geld teveel heeft en als bonus een teambuildingsuitje heeft op Mallorca. Ze brengen professionele fototoestellen mee en in de lucht cirkelt een drone. Eind van de middag komen de Denen bij het zwembad. Volgens de Mariniers waren ze gisteravond bij de ABBA voorstelling zo stomdronken dat ze naar bed moesten worden gedragen. Ook nu staan de bekertjes alweer paraat aan de zwembadrand en zijn ze irritant aanwezig. "En daar zit geen water in", zegt M streng. Ik hou het er maar op dat alcohol in Scandinavië zo duur is dat een land als Spanje welhaast Sodom en Gomorra moet zijn voor de Denen.

"Ik wil niet naar huis", zegt M.
"Ik ook niet", antwoord ik.
Het is dit keer echter niet zozeer het mediterrane klimaat met de eeuwig blauwe lucht, de soezerige warmte en het kabbelende water van de rimpelloze zee dat ons wil doen blijven en ook niet het kalme, luxe resort dat al je problemen wegpoetst nog voordat je ze hebt ervaren, maar meer de wens om onze zorgeloze status quo te behouden. Er zijn zorgen, maar die zijn thuis, er zijn problemen, maar nu even niet.
Vanaf nu wordt alles anders, zegt broer A na elke vakantie. En dan doelt hij meestal op een nieuwe soberheid en een vereenvoudigd bestaan. M heeft ook plannen. Ze wil er vaker op uit, zegt ze, niet meer het hele jaar achtereen alleen maar ploeteren, maar regelmatig even kort loskomen van de dagelijkse plicht. Hoe ze dat gaat doen, weet ze nog niet, in de praktijk zijn de mooie, nieuwe plannen vaak moeilijk uitvoerbaar omdat je afhankelijk bent van je omgeving. Ik maak me eigenlijk geen illusies meer. Ik zou het willen, natuurlijk, een mooi nieuw leven met mooie, nieuwe inzichten, maar ik weet dat het zo niet werkt en dat ook de Spanjaarden met hun mañana gevoel hun kruis te dragen hebben. In mooier weer, dat dan weer wel.

's Avonds eten we een tweede keer bij Napoli.
M neemt wederom de kip curry, ik weer de geitenkaassalade. "Again?", vraagt de Engelse eigenaresse. We lachen. Maar dit keer geen halve maar een hele liter Sangría, zeggen we. Op het plein staat de Afrikaanse straatverkoper met zijn kinderspeelgoed. Keer op keer gooit hij het lichtgevende speeltje in de lucht, in de hoop dat er op zijn minst één kind zijn ouders kan vermurwen om tot aanschaf ervan over te gaan. In de verte rolt de donder aan. We sloffen naar ons tijdelijke huis. Langs het buurresort waar ze elke avond entertainment op krijsniveau bieden. Vanavond is er een Disneyshow met Sneeuwitje en de 7 dwergen. We zingen de Engelse tekst in het Nederlands mee.
"Hé-ho, hé-ho, je krijgt het niet cadeau."
Een passerend echtpaar van respectabele leeftijd kijkt even opzij. Rare toeristen, zie je ze denken. Zeker Hongaren.

Dag 8
De laatste dag. Het is een stille, grijze dag, zoals we er in het thuisland zoveel kennen. Pas om een uur of 5 klaart het op en breekt de late middagzon door. Pas dan besluiten we dat we in actie moeten komen. We moeten souvenirs kopen, een laatste wandeling maken, zwemmen misschien? We besluiten tot een laatste avondmaal bij moeder Napoli. Als we op onze vaste plek bij het muurtje dat grenst aan de straatroute zitten, komen de Friezen langs die we tijdens de eilandtour leerden kennen. Normale mensen, aardige, open mensen. Zij is een kletskous en in de 10 minuten die ze met ons praat leren we haar hele vakantiegeschiedenis kennen en ook de plannen die ze hebben voor volgend jaar. Hij staat er enigszins gelaten bij, maar gunt haar goeiig haar sociale moment. Ze is al 51 zegt ze, dus krijgt nu eindelijk ruimte om te reizen. Hoe oud ik ben, weer die vraag. Op mijn 65 reageert ze verrast, zoals het hoort. Ik vertel de anekdote over de marinier met zijn 66 en ook over mijn liquidatieplannen. "Daarom raad ik nooit", zegt haar man. Na een half uur, wij hebben net onze homemade tiramisu en cheesecake achter de kiezen, keren ze terug van hun avondronde. "Jonge blom", roept ze. Sommige mensen kun je er altijd bij hebben.

Op de terugweg aaien we een straatkat, een fraaie, donkere Siamees met een paar big fuzzy balls waar je u tegen zegt. Bij elke aai en elke draai maakt hij een beweging alsof hij tegen onze benen wil sproeien. Hij mauwt er krols bij en achtervolgt ons zo opdringerig dat we het uiteindelijk op een lopen zetten. "Ach, hij roept me", zegt M geroerd. "Shhtt", gebaar ik. Dit is geen Hollandse huiskat, dit is zonder twijfel een dodelijk lid van een Mallorcaans drugskartel. 

In de kast vindt M een asbak. "Al die tijd kloten met een schoteltje en dan staat er gewoon een asbak", zucht ze. "We kunnen nu eigenlijk niet meer naar huis". De wind is gedraaid, op het balkon horen we karaoke met Lionel Ritchie en Celine Dion en als M de voordeur opent om te kijken of onze harige Pablo Escobar al weg is, knalt de stem van een al te ambitieuze Michael Bubblé impersonator ons tegemoet. "Ik ga naar bed", zeg ik. "Morgen 4 uur op, het is weer zover."

Dag 9
Om 5 uur precies stappen we de donkere tourbus in. Goedemorgen, zeggen we nog, maar dat wordt niet gewaardeerd. In het uur erna rijden we langs een getto van hotels, resorts en appartementen om medereizigers op te halen. Zoals altijd is er ook nu weer zo'n stel dat zich heeft verslapen en rustig een hele bus vol toeristen 15 minuten laat wachten. En dan op je dooie gemakje al vapend aan komen sloffen en zonder ook maar één woord van excuus de bus in klimmen.

Het vliegveld van Palma lijkt - en nee, je verwacht het niet - een stuk beter georganiseerd dan Schiphol. Zelfs ik snap de bewegwijzering en normaal gesproken heb ik mijn kinderen nodig om me door onbekend gebied te loodsen of zelfs maar de straat over te steken zonder aangereden te worden. Als ik wil heb ik een goed oog voor detail, maar ik ben tegelijkertijd vaak een dromer en een gevaar op de weg. Gelukkig heb ik M bij me, maar zelfs die weet ik nog kwijt te raken in de tax free shop. "Mam, ik bewoog niet eens", zegt ze.
De vlucht verloopt soepel, net als de treinreis terug naar ons provinciestadje, waar dochter S me zal oppikken.

Daar staat ze, op de Kiss & Ride strook. Ontspannen gekleed in paardrijkleding, maar met een benauwde blik. "Geen idee wat ik gedaan heb, maar de auto start niet meer", zegt ze. We proberen van alles, vragen alleswetende mannen om raad, maar de motor is morsdood. Geen piepje, geen kraakje, geen lampje, doodse stilte. Gelukkig ben ik als notoir zenuwlijer lid van de Wegenwacht en na een uur wachten in de zeikende regen verschijnt Lars. Blauwe ogen, blond haar en ontzettend aardig. Na een week met de ronduit stugge Spanjaarden van Mallorca is dat een verademing. De accu in mijn 12 jaar oude auto blijkt nooit eerder vervangen te zijn en is nu definitief overleden. Even later rijden we met een gloednieuwe accu verder naar het natte dorpje L. "Ik ben nu definitief failliet", mopper ik.

In Mallorca zullen ze mij niet gauw meer zien, hoe prachtig mooi ons hotel ook was. Het eiland heeft echt wel het een en ander te bieden aan natuurschoon, maar het mist eigenheid en karakter. De Engelsen hebben het volledig overgenomen ("daar zijn ze goed in", zegt M) en pas vanmorgen op het vliegveld bestelde ik mijn eerste kop koffie in het Spaans. De rest van de week verkeerde ik in totale verwarring en sprak Italiaans als het Spaans moest zijn en Frans als het Engels moest zijn. Of gewoon alles door elkaar. Net als een vriendje dat ik ooit had toen ik 17 was en we in zijn lelijke eendje op vakantie gingen naar Frankrijk. Of we geen tent hadden, vroeg de Franse campingeigenaar. "Non, Alone die Wagen", stotterde hij. Ik vond het als arrogant wicht met mijn 7 jaar Frans natuurlijk om je dood te lachen. Maar ook omdat ik toen al wist dat hij een eikel was. Een connard, zeg maar.

Thuis knuffel ik de kat, draai de was, poets de badkamer, voer de Tortels, maak pasta en neem een glas witte wijn. Om half 12, ik lig eindelijk in bed, worden we opgeschrikt door het loeiharde geratel van de wasmachine. Kapot. Stuk. Overleden.

Ik verzin dit niet, zou Sylvia W zeggen.










Geen opmerkingen:

Een reactie posten