zondag 13 oktober 2024

Muizenissen

Vrijdag hoorde ik van een collega een alleraardigst verhaal. Haar zoon was jarig geweest en had van een paar van zijn vrienden een cavia gekregen. Goedbedoeld, maar ook wel een beetje raar, want wie geeft er nu ongevraagd een huisdier als cadeau. De zoon was al 21, net als zijn vrienden, dus dat maakte het nog vreemder. Misschien waren ze stoned, opperde ik. Of high, want het precieze verschil onthoud ik nooit. Maar dat willen moeders niet horen, ook ik niet. "En ik ben allergisch", zei ze, "dus hij moest terug naar de winkel." "Raar hoor", zei ik nog maar eens.  Maar toen dacht ik ineens aan Dick W.

Het was 1973 en ik vierde mijn 14e verjaardag toen Dick W langskwam. Hij was een vriend van mijn oudste broer, dus moest op dat moment een jaar of 17 zijn. Een wonderlijke jongen, maar daar kom ik later nog op. Ik kan me zijn gezicht niet goed meer herinneren, behalve dat het niet lelijk was, hij lag best goed bij de meiden. Hij had schouderlang haar, zoals iedereen in die dagen (in Amsterdam tenminste) met dikke, warmbruine en glanzende krullen. Dat laatste was dan wel weer apart want de seventies staan niet bekend als een decennium van hygiëne. Hij droeg die typische hippiekleren van toen. Een tafelkleed uit grootmoeders kast om de schouders, een eigenhandig met chloor gebleekte spijkerbroek en booties, hoge veterschoenen. Uit zijn pukkel, een soort legertas, haalde hij een ligadoosje. Niet de Arabische Liga, maar de babykoekjes, die zo aan je gehemelte bleven plakken. In dat doosje zaten twee muizen. Echte, levende muizen, die zich stijf van de stress in het verste hoekje van het doosje hadden teruggetrokken. De ene was bruinwit gevlekt, de ander zwartwit gevlekt. Mijn moeder was niet allergisch, vond het ook een beetje raar, maar ik mocht ze toch houden, want dat waren de seventies, alles mocht, alles kon, althans, bij ons thuis. "Wie geeft nou zoiets", zei ze die avond nog wel tegen me. Zo stoned als een garnaal, wist ik, want dat was Dick W eigenlijk altijd wel in die jaren. Of hij alleen hasj rookte of ook iets anders gebruikte weet ik niet, maar enkele maanden later belandde hij in het ziekenhuis met een verwaarloosde pleuritis.

Mijn vriendin I en ik zochten hem op. Hij lag alleen op een zaaltje in een oud ziekenhuis, we gingen er met de tram naartoe. Ook hier laat mijn geheugen me in de steek, het zou het Mariapaviljoen van het OLVG in Oost kunnen zijn geweest, want het was een gebouw met hoge gangen en veel historische accenten. Het bestaat niet meer, lees ik, en dat is jammer. Hij vond het leuk dat we kwamen, maar besloot na wat geklets en veel gehoest, dat hij het eigenlijk wel gezien had daar in dat ziekenhuis. Hij trok zijn kleren aan en liep, onze tegenargumenten negerend, met ons mee door de ziekenhuisgangen naar buiten, de straat uit, en de hoek om, en dat was dat. Weg was hij. 
Of hij nog leeft, weet ik niet, veel van de jongens van die lichting zijn niet oud geworden.

Wat de muizen betreft: het waren twee mannetjes en ze vochten elkaar de tent uit. Of eigenlijk, de zwartwitte viel de bruinwitte constant aan en dan stond dat arme dier steevast met zijn rug hulpeloos tegen het glas gedrukt, niet in staat zich te verdedigen. Ook hij werd niet oud. Een week later lag hij doodgebeten in het hok. De zwartwitte muis heb ik buiten losgelaten. Net goed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten