Als je mijn straat uit rijdt en de weg oversteekt, kom je bij het zwembad. Ik kom er nooit, maar nu was ik er. Dat zit zo. Ik begeleid een jonge vrouw uit een ver land. Ze is pas 24 en heeft twee kinderen, van 5 en 4 jaar, die het zonder vader en zonder grootouders moeten stellen. Dus hebben de kinderen mij bij gebrek aan eigen bloed spontaan oma gedoopt, waarschijnlijk omdat ze op school van beter bedeelde kinderen hebben geleerd dat oud en grijs een oma is. Het is een rol die ik mij graag laat aanleunen en soms neem ik oma-cadeautjes voor ze mee, iets wat misschien uit hoofde van mijn functie niet mag, maar ik doe alsof mijn neus bloedt en als collega's mij na het lezen van dit verhaal erop willen aanspreken, zal ik plotse doof- en blindheid veinzen.
Sinds kort hebben beide kinderen zwemles, op zaterdag van 2 tot 3, en omdat het zo dichtbij is, besluit ik om vandaag een kijkje te nemen. Alleen de oudste, het jongetje, ligt in het water. Moeder en zus zie ik nergens. Maar zodra hij zich op de kant hijst, ziet hij me staan, achter het raam. Hij kijkt even goed, want ja, al die blanke oma's lijken een beetje op elkaar tenslotte, en dan zwaait hij. Met hetzelfde tengere handje dat hij altijd in het mijne schuift als we op bezoek zijn geweest bij de dagbehandeling of SBO. Het is een verlegen, maar verheugd gebaar. Oma, wat doe jij hier? Maar dan is het uitsloven geblazen, wat kindjes van 5 doen als er iemand kijkt. Kijk eens wat ik allemaal kan? Duikelen in het water, dollen met een ander jongetje, niet één maar zes keer springen vanaf de kant, en elke keer kijken of oma het ziet. In het water zijn andere uitslovertjes in de weer met drijfplankjes en noodles. Een kleine Pieter, een Boaz en een Emma. De moeders aan de kant zitten er verveeld bij, blauwe plastic hoesjes over de schoenen, turend naar het scherm van hun telefoon. Wat is er zo belangrijk op dat scherm, Gerda, wil ik roepen. Alles wat er van belang is in dit leven ligt daar voor je, in het water! Ik wil het uitschreeuwen omdat ik iets weet wat zij nog niet weten. Dat ze maar heel even 5 zijn en dat oprechte aandacht voor hun ogenschijnlijk onbelangrijke fratsen de wereld voor ze betekent.
Ik was een thuisblijfmoeder. Ik heb een pensioengat van dik 10 jaar omdat ik geen seconde wilde missen van de eerste jaren van mijn kinderen, ze te jong vond voor opvang en crèche en omdat ik niemand - behalve mijn moeder, maar zij heeft alleen de oudste nog twee jaar meegemaakt - genoeg vertrouwde om de zorg voor mijn kinderen aan toe te vertrouwen. Ouderwets? Misschien. Onverstandig? Vast. En de meest ondankbare taak ooit uitgevoerd? Ja, zeker weten. Maar ik heb geen spijt, dat niet.
Het jongetje doet me aan mijn eigen zoon denken toen hij zo oud was. Die kleine onzekere handgebaren, de ogen naar binnen gericht, naar zijn eigen fantasiewereld, het vrolijke nadoen van andere, extravertere kinderen, niet helemaal weten waarom. Zo'n kwetsbaar jongetje in een harde, brutale wereld. Zijn zusje is net mijn dochter op die leeftijd. Druk, ongeduldig, vol grappen en streken, en ook om op te vreten zo schattig. Misschien dat ze me allebei daarom zo recht in mijn hart raken. "Je surrogaat kleinkinderen", zal mijn dochter die middag een beetje smalend zeggen.
Dan komt moeder binnen, met aan de hand het meisje. Ze vindt zwemmen niet zo leuk, had moeder me die week verteld, ze moet telkens huilen. Ook moeder zwaait, net zo verlegen en verbaasd als haar zoon. Ze wijst het meisje op mijn aanwezigheid, daar, achter het glas, daar is oma, maar hoe zij ook tuurt en tuurt, ze ziet me niet. Dan neem ik afscheid, met een laatste, brede zwaai. Tijd voor een middagje bowlen, drinken en ouwe hoeren met mijn eigen, grote familie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten