Mijn droomwerkkamer heeft zo'n oud Engels bureau, van kersen- of mahoniehout, met ingelegd leer en heel veel laatjes en ijzeren greepjes. Zo'n bureau waarachter je, gezeten in je ongemakkelijke, maar tijdloze stoel, belangrijke contracten ondertekent, met ganzenveer of anders toch op zijn minst zo'n Montblanc vulpen met gegraveerde initialen. Aan zo'n bureau zal het me eindelijk lukken om een grootse roman te schrijven en niet alleen maar aardige krabbels. Literaire werken zal ik scheppen! Romantische verzen! Sonnetten, ballades en kwatrijnen, familiesaga's en een streekroman in 23 delen. Maar zo'n bureau kost toch gauw een ruime 1200 euro. Dus het bleef bij dromen.
Een paar dagen geleden deelde ik mijn wens met vriend P. Niet geheel zomaar, want ik weet dat P oog en neus heeft voor klassiek meubilair. En ja, hij had onlangs zo'n bureau zien staan, zei hij. In Heumen, geen idee waar dat ligt. Als ik wilde kon hij wel even gaan kijken. "Het staat er nog", berichtte hij me de volgende dag. "Wel groot", mompelde ik, "té groot misschien". Maar P drukte door. Niet zeuren, mooi bureau, beetje passen, meten en schuiven, niet duur, doen. Zo gezegd zo gedaan. P laadde het bakbeest in zijn nog grotere Chrysler en reed naar het elitaire dorpje L, alwaar jonkvrouw J met smart wachtte op haar nieuwe, literaire leven.
En daar stond het vanavond in de gang. In delen. Het zag er mooi, maar ook zwaar uit, dus ik zei: "ik breng het morgen wel naar boven, met de kinderen", en we trokken een flesje Belgisch monnikenbier open voor P en een spaatje voor mij, want ik drink natuurlijk nooit, dat weet u.
Toen heer P weer huiswaarts was gekeerd, besloot ik om het klusje zelf even gauw te klaren. Schouders eronder, hopla. Het eerste ladenkastje ging nog, maar bij nummer twee kwam de kast vast te zitten onder de trapleuning. Ik kon niet links, niet rechts en niet vooruit en het zou niet lang meer duren of ik zou achterover ter aarde storten en verpletterd worden door decennia aan Engelse geschiedenis.
"Help", piepte ik.
De avond ervoor had ik de stalen poten van mijn oude bureau bij het uiteenhalen laten vallen. Nog geen 3 seconden later had mijn buurvrouw geappt of ik oké was. Nu bleef het stil.
"Help", slikte ik. Maar de rest van mijn zin werd gesmoord door de loodzware ladenkast.
Met één hand plukte ik mijn telefoon uit mijn achterzak en belde achtereenvolgens mijn zoon, die het dichtstbij woont, en daarna mijn dochter, die om 8 uur klaar was met haar dienst. Niemand. Ik vloekte. "Als je ze nodig hebt", mopperde ik. Uiteindelijk lukte het me om mijn lijf in zijn achteruit te zetten en centimeter voor centimeter de terugweg te aanvaarden, het bureau als presse-papier dragend op mijn borst. Eenmaal beneden moest ik nog lang zitten. Mijn hart klopte als een razende en de zweetdruppels stonden op mijn voorhoofd. Jij met je stomme ongeduld, je zogenaamde onafhankelijke who needs a man houding, dacht ik, en even voelde ik me heel zielig, maar ook boos. Waarom heb ik geen mááán, wilde ik roepen, grote tranen plengend. Ik besloot toen ook maar drie koekjes en de laatste kinderbueno te eten, want zo gaan die dingen. Waarom ben ik zo diiiiik, huilde ik erachteraan.
Toen kwam S thuis, met in haar kielzog de Jongen. Ze keek naar de stapel hout in de gang en begreep. "Wil je hem soms wat vragen", zei ze en knikte richting vriendje. Ik vroeg. En samen tilden we de overgebleven delen redelijk moeiteloos naar boven. "Je bent mijn nieuwe kind", riep ik naar de Jongen. "De anderen zijn onterfd, jij krijgt alles, álles!", riep ik. Dat was natuurlijk niet waar, maar hij lachte goeiig, zoals hij altijd doet als zijn schoonmoeder weer mal doet, en wist maar al te goed dat er helemaal niks na te laten viel. Behalve een enorm, oud Engels bureau.
Volgende week komt de nieuwe boekenkast.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten