De in Nederland veel bejubelde beknopte schrijfstijl met de korte heldere zin, krijgt weinig vaste voet aan de grond in Frankrijk. De Franse schrijver is lang van stof. Fijn bij goede schrijvers zoals mijn geliefde Colette, minder fijn bij de mindere goden. Op aanraden van de alleraardigste eigenaresse van de enige echte boekhandel die het dodelijk saaie dorpje L rijk is (verder zijn er nog 2 kantoorboekhandels met de gedoodverfde top 10 bestsellers, agenda's en cadeauartikelen waar niemand wat aan heeft), kocht ik deze zomer "Vers water voor de bloemen" van Valérie Perrin. Voor zo'n naam doe je het, voor de titel minder, want ik krijg steeds visioenen van de Paus, willekeurig welke, die Nederland bedankt 'vor die Blumen'. Het zou een prachtige, intense, sfeervolle, bitterzoete droom van een boek zijn, volgens Matt Haig (weet u wie dat is? Hij schreef 'How to be a cat", had ik dat nou maar direct gegoogeld). Het begon ook mooi. Fijne zinnen. Mooie insteek. Al weet je als doorgewinterde lezer natuurlijk vanaf het begin al dat haar kind (spoiler alert!) dood is. Maar ergens halverwege meandert het boek zichzelf ook de dood in. De verhaallijn vervaagt. De schrijver weet niet meer wat ze eigenlijk wil zeggen, het is te lang, te veel, te onduidelijk. Stop, wil ik roepen. Ik lees hele alinea's die er niet toe doen, die de editor had moeten schrappen. Kill your darlings! Bovendien start elk nieuw hoofdstuk met een semi-diepzinnig en meestal volstrekt onbegrijpelijk citaat, waar ik gewoon overheen las (tijd is geld), maar waar vriendin N zich kapot aan ergerde. Toen het boek eigenlijk klaar had moeten zijn, het kind is begraven, de man is pleite, heb ik het dichtgeslagen. Het ligt nu beneden op tafel, dat is voor de boeken die nog niet weten of ze in de boekenkast of in de kringloop eindigen. Een soort vagevuur dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten