vrijdag 4 april 2025

Geen roos zonder doornen - verhalen uit de praktijk

Mijn collega en ik waren al dagen in de weer met een cliënt die vrij plotseling de weg was kwijtgeraakt, maar nergens kon worden opgenomen, maar dat was niets vergeleken met het schokkende bericht dat een nog niet eens volwassen jongen een einde aan zijn leven had gemaakt
. De dagen, zowel thuis als op werk, stonden in het teken van rouw en verlies. En slaapgebrek. 

Wat anderen vaak een mooi beroep lijkt, vinden wij (socio's, hulpverleners, geitenwollensokken, gutmenschen, hoe je het ook noemen wil) steeds vaker frustrerend en uitputtend, omdat je bijna dagelijks tegen een muur van onmogelijkheden oploopt. Zelfs buiten de lijntjes kleuren, wat ik vroeger nog wel eens deed, is dankzij een doorgeschoten privacywetgeving nauwelijks nog mogelijk. Intussen lijkt elke zorgverlenende instantie alleen nog maar te willen afschuiven, noodgedwongen vaak, vanwege de werkdruk, maar ook uit gemakzucht of tunnelvisie. En steeds meer lijkt het wijkteam verworden tot het afvoerputje van een niet functionerende zorg. Als men het niet meer weet, leg het maar neer bij het wijkteam.

Gelukkig valt er ook heel wat te lachen, is er altijd wel iemand jarig of zwanger of 100 jaar in dienst (taart!) en is daar altijd onze trouwe tafelvoetbaltafel (een raar woord, maar je begrijpt dat de betekenis anders wordt als ik er één tafel afhaal), waarop al vele frustraties hun weg naar het doel vonden. Dat dit gepaard gaat met veel geschreeuw, gejuich en gevloek, laat zich raden, en daarom is het ding verplaatst naar het bezemhok. 

Vandaag had ik er zo rond 12 uur helemaal genoeg van. Ik was moe, uitgeput, aan het einde van mijn Latijn. Ik wilde niet meer werken, maar ik wilde ook niet naar huis. Ik wilde het liefst naar een terras, maar die waren vol en ik drink niet meer, bedacht ik me ineens. Daarom besloot ik maar om tegen alle gewoontes in pauze te houden op een warm en zonnig bankje in het gezelschap van 2 croissants en een kwart liter karnemelk. Gewoon, een beetje zitten en kijken hoe domme en intens gelukkige honden hapten naar de in wisselende frequentie opspuitende waterstralen op het plein. Hoe kleine dreumesen zonder aarzeling bovenop diezelfde fonteintjes gingen zitten, net zolang tot hun luiers zwaar gezwollen tussen hun kromme beentjes op de grond hingen. Klein geluk. Zo mooi. Zo onschuldig. Zich totaal niet bewust van de jaren die komen gaan en die zonder twijfel roet in het eten zullen gaan gooien. Het verlies, het verdriet, de frustraties, het onvermogen. Gewoon, het leven. "Grote mensen verpesten alles", zei één van mijn kinderen ooit en zo is het. 

Terug op kantoor kreeg ik zomaar een enorme bos rozen van een cliënt die ik al sinds zijn 19e ken. Nu een man van bijna 36. Als bedankje, zei hij. Voor al die jaren. Op de afdeling stond er een bak met chocolaatjes. Van collega R. Ook zomaar. En kreeg ik een knuffel van collega U. Omdat ze vond dat ik die nodig had. 

Eenmaal thuis at ik drie boterhammen met vlokken. Bij gebrek aan drank. Het is niet hetzelfde, maar we doen het er maar mee. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten